Natuurinclusieve Landbouw? We hebben toch al bio? – verslag

De term natuurinclusieve landbouw is waarschijnlijk ergens op een bureau ontstaan en niet in het veld. Boeren identificeren zich er voorzichtigjes aan mee. Wat houdt het voor hen in? Hoe kunnen we met elkaar natuurinclusieve landbouw verder helpen? DOOR: KLARIEN KLINGEN

Annette Harberink vertelt dat haar bedrijf bestaat uit landbouwinclusieve natuur. Ze melkt 70 koeien op 135 hectare. Met 0,7 grootvee eenheden per hectare zit ze daarmee op een lagere dichtheid dan de veedichtheid gehanteerd door Staatsboshebeer. Met haar MRIJ (Maas, Rijn, Ijssel) koeien verzorgt Annette meteen al een stuk biodiversiteit: het MRIJ ras behoort tot de zeldzame landbouw huisdierrassen. Ze produceren 5650 kg melk per jaar, volledig op gras met een klein beetje voederbiet en zelf geteeld graan.

Omdat de boerderij een gesloten systeem is, is er een mesttekort (door afvoer van nutriënten in de vorm van melk en vlees). Daardoor is Annette kritisch waar ze haar mest opbrengt. Ze zegt “Ik begrijp nu het middeleeuwse drieslag systeem. Ik breng de stalmest juist op het vruchtbare stuk grond (en niet op de armere stukken die verderop liggen).” Er is een gradiënt in natuurwaarden, met verderop een gras haver hooiland, daarna een stuk met stroomdal vegetatie. “Het zijn pittige natuurdoelen. Je zou er eigenlijk vier jaar Larestein voor moeten studeren. Gelukkig heb ik een app die me help planten te determineren.” In het botanisch graslandbeheer helpt het om vroeg te stoppen met bemesten en te naweiden.

De natuurbeheer werkzaamheden leveren voor Anette een kwart van de inkomsten op, driekwart komt uit melk, vlees, en GLB. Recent is er monitoring gedaan na vijf jaar. Daaruit blijkt dat er een verdubbeling is van de broedsoorten en ook van de rode lijst plantensoorten.

Annette oogst 3 tot 3,5 ton droge stof van het grasland. “Dat is dus echt wel een beetje anders dan gewoon lekker bio. Natuurbeheer is een leuke uitdaging maar ook een kluif. Ik heb veel moeten leren qua natuurontwikkeling. Je moet het echt heel leuk vinden, want als je het móet doen is het namelijk niet leuk.” Annette vindt dit natuurboeren een goede optie voor boeren, er zit best een ok verdienmodel achter, én voor terrein beherende organisaties. “De werkzaamheden die ik nu doe zijn duur voor terreinbeherende organisaties om uit te voeren. Met een boer hebben ze ook meer continuïteit.” Ze doelt op het verschijnsel dat soms natuurgrond toch weer als gangbare landbouwgrond verkocht moet worden als natuurorganisaties krap bij kas zitten. “Deze vorm van landbouw kan blijven plaatsvinden omdat het was oplevert.”

Als tips aan anderen geeft ze mee om eerst de boerderij te bouwen en dan om te vormen naar natuur. (als het eenmaal ‘natuur’ heeft is het bouwen van een stal nogal lastig qua vergunningen).

Als ze naar de toekomst kijkt verwacht Annette de natuurgebieden nog meer te verschralen en minder dieren te gaan houden. Ze vraagt zich wel af hoe de natuur mee te verkopen met de melk en het vlees: “Ik krijg per jaar 2500 bezoekers op mijn boerderij, maar dat zijn niet mijn klanten. Ik lever 1500 huishoudens melk en vlees. Hoe de link te maken is nog een zoektocht. Het gaat om het bouwen van een relatie met je klanten, dan zou het moeten lukken om die 30% marge die nu naar de retail gaat in eigen hand te krijgen.”

Jaring Brunia besloot in 2012 rigoureus om boer te worden, terwijl zijn ouders eigenlijk alles hadden verkocht. Hij merkte dat er een aantal dingen waren van de melkveehouderij die hij niet zo logisch vond: “Ik snapte het maaiprincipe niet helemaal. Voor mij is natuurlandbouw: ontwerpen. Het kopiëren van succesfactoren uit de natuur.” Hij noemt als voorbeeld de Oostvaardersplassen waar 2grootvee eenheden per hectare kunnen leven zonder externe inputs. “Dat dat kan komt doordat de kringloop niet verstoord wordt. De kringloop van bodem, bodembacteriën, maag van de koe, darmbacteriën, mest, bodem. Dat proces moet je niet verstoren.” Veel ingrepen in de melkveehouderij ziet hij dan ook als verstoring. “Het liefst zou ik zonder kuilgras willen werken.”

Jaring maakt het punt dat de mens, de boer, meegenomen moet worden in het ontwerpproces: “We moeten meer werken met passie en positiviteit: waar word jij blij van? Neem jezelf mee in het ontwerpproces”

Hij laat een plaatje zien waar de opnamebehoefte van de koe nagenoeg overeenkomt met de grasgroei door het seizoen heen, een pleidooi voor een voorjaarsafkalvende veestapel.

Jaring melkt 60 koeien op minder dan 40 hectare zonder krachtvoer en heeft dus een droge stof opbrengst nodig van 10 ton per hectare. Dat realiseert hij door met stripbegrazing te werken: hij verzet de draad vier keer per dag.

Jaring heeft nu in de winter de koeien ook buiten, daarvoor heeft hij een stuk afgezet naast de stal (de koeien kunnen kiezen) dat hij opstrooit, een ‘buiten potstal’. Een mooi beeld. Het maaisel daarvoor komt uit natuurgebieden.

Bij de boerderij ligt ook een pladrasgebied, waar uit de weide omgeving vogels naartoe komen. Volgens Jaring gaan weidevogels en weidegang samen. Hij vertelt over hoe na een paar minuten als een koe een flat heeft gelegd er al allerlei muggetjes op komen: voeding voor vogels. “Als je je koeien niet in t land brengt, dan creëer je ook geen voeding voor weidevogels.”

In het nagesprek met de zaal spreken we over het areaal nodig om koeien te voeden. Jaring koopt stro en een beetje lucerne, Annette helemaal niets. Vaste mest is natuurlijk veel mooier voor het bodemleven, maar om gras in de vroege lente eerder op gang te krijgen kan een beetje drijfmest handig zijn.

Hoe de meerwaarde van natuurinclusieve landbouw in de markt te zetten? Dat is een relevante vraag voor de boeren.

Vereniging Toekomstboeren neemt deel aan het netwerk natuurinclusieve landbouw. Vanuit dat netwerk werd deze workshop georganiseerd op de Biobeurs 2019.