Politieke agroecologie: echt eten en samen aan tafel

“Landbouw bedrijven en eten zijn politieke daden.” Dat is de boodschap waarmee Jolke de Moel, tuinder op  de Eemstadboerderij in Amersfoort en  actief voor Toekomstboeren mee terug kwam na een training over politieke agroecologie door internationale boerenorganisatie La Via Campesina in Rome. In dit stuk deelt Jolke wat van de gevoelens en gedachtes die de gesprekken met andere boeren in Europa op de training bij haar hebben losgemaakt. Dit is deel I. DOOR: JOLKE DE MOEL

“Boerenbedrijven worden steeds groter. In 2016 telde Nederland bijna 56 duizend land- en tuinbouwbedrijven. Sinds 2000 is dat aantal met 43 procent afgenomen. De oppervlakte landbouwgrond is in die jaren met slechts 9 procent afgenomen. De boerenbedrijven zijn dus steeds groter geworden. In 2016 had bijna 22 procent van de boerenbedrijven meer dan 50 hectare landbouwgrond, terwijl dat in 2000 nog maar 9 procent was. In 2016 was er op 5 procent van de boerenbedrijven zelfs meer dan 100 hectare landbouwgrond. Dit was in 2000 nog 1 procent.”

Zo opent de CBS pagina  ‘landbouw in vogelvlucht‘.

De boerenbedrijven worden steeds groter maar het aantal arbeidsplaatsen is niet groter geworden, dat is zelfs kleiner geworden. Op de www.landbouweninkomen.nl is het volgende te lezen:

“Voor Nederland is landbouw erg belangrijk. Vijf jaar geleden was meer dan de helft van het totale landoppervlak in gebruik voor landbouw. Er is 2,3 miljoen hectare van ons land in gebruik. Op wereldniveau worden we gezien als belangrijke exporteur van agrarische producten. Hoe vreemd is het dan om te bedenken dat slechts 3 procent van de Nederlanders in deze sector werkt en dat het maar 2,2 procent van het bruto binnenlands product oplevert?”

Uit cijfers van de FAO blijkt dat zo’n 70% van de wereldvoedselproductie komt van kleinschalige landbouw, en dat 1/3 van de werkzame wereldbevolking werkzaam is in deze kleinschalige landbouw.

Bovenstaande geeft aan dat onze Nederlandse voedselproductie en ook onze voedselcultuur vrijwel volledig geïndustrialiseerd is.

De meeste mensen kopen vrijwel al hun voedsel in een supermarkt, in enige mate voor verwerkt, van gewassen en gesneden tot kant en klare maaltijd, en vrijwel altijd afkomstig van grootschalige, industriële productie. De voedingsmiddelenindustrie is de grootste industrie van Nederland, goed voor een miljarden omzet.

Ondertussen leren we zelden nog koken. Warenkennis, voedselbewustzijn en het samen aan tafel eten worden steeds minder. We raken steeds verder verwijderd van ons voedsel en de bron van ons voedsel; de aarde en de boeren. Eten lijkt vooral zo goedkoop en gemakkelijk mogelijk te moeten zijn, en we denken nog zelden na over de gevolgen die deze houding heeft voor onze gezondheid, onze cultuur en onze natuur en landbouw.

Zo verdwijnen er steeds meer boeren uit het landschap, en met die kleinere boerenbedrijven verdwijnt er veel van ons onder andere door Natuurmonumenten geroemde cultuurlandschap.

Voedselproductie verschuift van de gemeenschap naar het industriële domein en zo verarmt niet alleen ons landschap, maar ook onze cultuur, en verdwijnt er meer dan alleen een stuk werkgelegenheid.

Gemeenschappen verdwijnen, we eten vaker alleen, vaker fabriekseten, op de bank voor de tv en voelen ons vaak minder gezond en gelukkig.

Hoe is het gekomen dat ons voedsel van goed en gezond naar goedkoop en gemakkelijk is verschoven?

Hoeveel van ons zouden niet liever met anderen aan tafel eten om een echte maaltijd en gezelschap te delen? Hoeveel van ons hebben nog goede herinneringen aan uren in de keuken terwijl er echt eten werd bereid? En is dat waarom we nu zo massaal naar kook shows op tv kijken?

Veel van deze ontwikkelingen zijn het gevolg van de dominante toon van de voedingsmiddelenindustrie die vooral veel geld wil verdienen, en weinig tot geen interesse heeft in echte, goede en gezonde voeding. Die ons vertellen dat we niet hoeven te koken, dat we die tijd toch beter aan andere dingen kunnen besteden en dat je echt niet meer over je voeding of de herkomst ervan hoeft na te denken.

En die hierin ook nog eens flink gesteund worden door regeringsbeleid en bijvoorbeeld de gevolgen van wereldhandelsafspraken die de grootschalige productie, verwerking en handel van grondstoffen (ons eten dus) stimuleren.

Het recht op winstbejag is internationaal bij wet beschermd. Maar hoe staat het met ons recht op echt voedsel, passend bij onze cultuur en eigen keuze? Dit recht staat genoemd in de internationale verklaring van de rechten van de mens, maar dit recht delft maar al te vaak het onderspit tegenover de rechten op winstbejag. Monsanto wil het recht op eigen zaad zoveel mogelijk beperken, en binnenlandse voedselproductie voor binnenlandse consumptie moet verplicht de concurrentie aangaan met grootschalige agro-industrie.

Hoe wijs en wenselijk is dit?

We hebben de kennis en controle over onze dagelijkse voeding vrijwel volledig uit handen gegeven, en we hebben daarmee dus ook onze voedsel autonomie uit handen gegeven.

Ik wil graag weten wat ik eet en waar het vandaan komt. Ik wil graag dat mijn voedsel verantwoord is. Niet alleen voor mijn gezondheid, maar ook voor de aarde, zodat we ook in de toekomst kunnen eten en leven. Voedsel dat echt en eerlijk is voor iedereen, en dus ook een eerlijke prijs geeft aan de boeren, zodat ook wij een eerlijk bestaan kunnen hebben.

In het huidige industriële voedingssysteem voel ik mij even uitgebuit voor korte termijn winstbejag als de aarde. Dat is waarom ik kies voor een agro-ecologische aanpak en voor het vergroten van voedselsoevereiniteit.

Jolke de Moel, actief voor Toekomstboeren en tuinder op  de Eemstadboerderij in Amersfoort, nam deel aan de International Training Course on Peasant Agroecology and Global Governance van de ‘Schola Campesina‘ van internationale boerenorganisatie La Via Campesina