“Ga tegen de grote stroom in en blijf zo klein mogelijk.”
Na het demonstreren tegen de zoveelste kolencentrale, begon bij Linder van den Heerik (33) en Alex Schreiner (34) het besef te dagen dat ze met milieuactivisme alléén geen goed alternatief konden bieden voor alle problematiek waartegen ze zo vurig streden. Ruim acht jaar later breekt een nieuw hoofdstuk voor ze aan om dit alternatief, hun droom een permacultuurtuinderij op te zetten, te verwezenlijken op het Brabantse platteland: Tuinderij de Voedselketen.
DOOR: MALI BOOMKENS
We zitten aan de keukentafel van een groot, ouderwets ingericht boerderijhuis. Veel tijd om te praten is er eigenlijk niet, want er is waanzinnig veel werk aan de winkel. Maar zodra beiden, in twee afzonderlijke gesprekken, het woord nemen, weten de kersverse permacultuurtuinders niet van ophouden.
OUDE PASSIES. “Opgegroeid bij hippies en heel links en rood opgevoed”, hield Linder zich van jongs af aan al bezig met natuur en was hij vaak te vinden in zijn Rotterdamse kruidentuintje. Als puber rolde hij het anarchistische actiecircuit in, waar hij Alex ontmoette. Deze Amsterdamse deed op jongere leeftijd ervaring op met het kweken van groenten op het eilandje van haar ouders in de Vinkeveense plassen.
In 2008, nog vóór de buurtmoestuinenhype, bundelen ze hun milieu-activistische krachten bij het kraken van een stukje grond in de Pijp in Amsterdam. Hier beginnen ze met de aanleg van tuinen. Via verhalen omtrent klimaatverandering en milieu zijn ze ondertussen ook permacultuur op het spoor gekomen. Ze zien de kans schoon hier op het gekraakte stukje grond mee te experimenteren. “’t Werd een beetje een plek waar we niet alleen tégen dingen waren”, vertelt Linder. En anders dan bij het kraken van een gebouw, komen ze op dit open stukje land in direct contact met enthousiaste buurtbewoners. Dit gebeurt tijdens meetuinierdagen en maandelijkse workshops die de krakers organiseren rondom permacultuur en bostuinen. Op deze manier kunnen ze hun verhaal ineens veel beter kwijt. ’s Avonds in hun woonwagen in de Pijp lezen ze zich rijk aan wat er maar te vinden is over permacultuur. Overdag kunnen ze dat direct in de praktijk toepassen. Linder: “Toen was mijn hart al gauw verkocht; dit was waar ik de rest van mijn leven mee bezig wilde zijn”.
Van ’t één rollen ze in ’t ander: “Iedereen zag die gekke krakers en punkers bezig met tuintjes. Dat was heel persgevoelig, dat deed het goed”. Ze raken betrokken bij het opzetten van ‘Transition Town de Pijp’, in navolging van de in 2006 in Engeland opgekomen Transition Town-beweging. Linder wordt transitiespreker. Als gemakkelijke prater valt hij ook op onder de docenten van zijn permacultuur jaaropleiding, die in hem een geschikte docent voor de Permacultuur School zien. In de jaren daarop volgen vier Permaculture Design Courses in Europa, een Permaculture Teacher’s training en vele permacultuurontwerpen.
VAN STAD NAAR PLATTELAND. Het begint in die periode al te jeuken bij Linder en Alex. Plantjes kweken op een balkon, met achtertuintje, volkstuintje en buurtmoestuin van een kwart hectare passen niet meer in hun droomplaatje. “We wilden gewoon massaal fruit- en notenbomen gaan planten”, zegt Linder opgetogen. Al zien ze de booming buurtmoestuintjes met vreugde aan, het is volgens Alex “een aanvulling op, maar niet een alternatief voor landbouw”. Steeds meer gaan ze ernaar verlangen te onderzoeken of het mogelijk is permacultuur in Nederland op tuinbouwschaal in de praktijk te brengen en ervan te leven.
Als voorbereiding combineert Alex in de zomer van 2014 haar parttime werk met de deeltijdopleiding biologisch-dynamische landbouw op Warmonderhof. “Juist omdat permacultuur nog niet echt op landbouwniveau wordt toegepast. Daar hebben ze heel veel praktijkkennis en qua methodes zit Warmonderhof er ook het dichtst tegenaan.”
Maar zo gemakkelijk is het niet om van stad naar platteland te verhuizen. In een vijf jaar durende zoektocht naar landbouwgrond stuiten Linder en Alex op torenhoge grondprijzen. Ze zien het somber in. Tot ze een advertentie tegenkomen voor een te huren stuk grond met optie op koop. Als kers op de taart een gestoffeerd boerderijhuis met aanbouw, die Linder gelijk omdoopt tot zijn toekomstig leslokaal. “Een soort ‘plug-and-play’, een instant farm”, grapt Linder. “En geen grote leningen boven ons hoofd in de eerste jaren van de opzet van het bedrijf, dat scheelt ook.”
Dus daar zitten ze nu. Nog nahijgend van de halsoverkop verhuizing. Op een voormalig gangbare voedermaïsakker van 1 hectare in het Brabantse dorpje Sint-Oedenrode. Een bomenij vormt de begrenzing met een grootschalige veehouder, die in de gehele provincie gigantische stallen heeft staan. Hier kampt de regio heel erg mee: “Grootschalige veehouders kopen land op, waardoor de grond bij boerderijwoningen niet groot genoeg meer is om er een rendabel bedrijf op te starten, met leegstand tot gevolg,” vertelt Alex. Aan de andere zijde bevinden zich veelal voormalige boeren, burgers en paardenhouders in een bosrijk coulissenlandschap. Tussen deze twee werelden van verschil hopen de twee jonge tuinders een brug te kunnen slaan.
PERMACULTUURONTWERP. Het permacultuurprincipe van het observeren van grond en bodemleven gedurende het eerste jaar, nemen Linder en Alex heel serieus. Permanente ingrepen zullen er nog niet plaatsvinden. “We hebben gigantische stikstof- en fosforoverschotten en enorme tekorten aan mangaan en andere micronutriënten. Het bodemleven is niks waard,” legt Linder uit, “dus het is ook gewoon nog een à twee jaar uitproberen. Hoe werkt onze grond en waar moeten wij aan werken?” Om de regenwaterbergingscapaciteit van deze zwaar verzuurde zandgrond een zetje in de goede richting te geven, zullen er wadi’s, greppels en poelen worden gegraven.
De teeltindeling van wat waar komt is al uitgedacht. “We bouwen de intensiteit van bewerking af naarmate we verder van het huis raken,” vertelt Alex, “de teelten die heel veel aandacht nodig hebben plaatsen we zo dichtbij mogelijk.” Hier valt de fijne teelt, van eenjarige gewassen, onder. “Verder achterin willen we meer met fruit doen.” De notenbomen zullen volgen als ze in de loop van de jaren meer land weten te bemachtigen.
GEKKE NICHES. Het plan is om 60 à 75 groentepakketten in de vorm van CSA (‘Community Supported Agriculture’) zelf af te gaan zetten, met Linders geliefde oldtimer driewieler. Als dat niet genoeg klanten trekt, zetten ze in op slamixjes die in winkeltjes in de regio verkocht zullen worden.
Er moet nog wel heel wat geïnvesteerd worden. Vanaf de zomer van 2016 verwachten ze hun eerste winst te maken. Beiden zullen dan langzaam, binnen een driejarenplan, hun parttime baantjes afbouwen, om uiteindelijk met name op de akkers te werken en meer land erbij te kopen. Het laatste zal hen de ruimte geven een voedselbos aan te leggen. Hier lijken ze het meest enthousiast over te zijn. “De boomlaag wordt de hoofdoogst, met lager wat gekke nicheproducten, die we bij speciale chefkoks kunnen afzetten. Daarmee breken we markten open”, zegt Linder stellig. “Die gekke gewassen die het in voedselbossen goed doen, die heel extensief zijn, die kent men nog niet.” Linder en Alex hopen ook bewustzijn te wekken onder consumenten over de waanzinnig hoge voedingswaarden die notenbomen bieden, want wist je al dat “een hectare walnoten nagenoeg dezelfde voedingswaarde geeft als een hectare tarwe”?
WETENSCHAP EN INSPIRATIE. Van het spirituele straatje dat sommige ‘permies’ ingeslagen zijn, moeten Linder en Alex niets hebben. Zij kiezen het pad van de wetenschap. Experimenteren op basis van realistische berekeningen tot het verkrijgen van harde feiten is hun leidraad. En daarmee willen ze hun slag slaan, als één van de eerste permacultuurtuinderijen in Nederland.
Twee concepten waar Linder en Alex zich met name op storten binnen hun bedrijf zijn optimalisatie en het toewerken naar een zo groot mogelijke winstmarge: “Wij geloven niet in al die tabelletjes van ‘companion planting’, goede
buren, slechte buren,” zegt Linder steevast, “wij doen aan combinatieteelt door te kijken hoe je zo min mogelijk concurrentie onder planten kunt krijgen.” Ze laten zich hierbij inspireren door de Canadees Jean-Martin Fortiers ‘intelligent farm design’. Hier ligt de nadruk op het zo klein mogelijk houden van de input, zoals inzet van machines, op het stuk grond dat je al hebt. Zo houd je investeringen lager en je winstmarge hoger.
De twee zijn ook geheel in de ban van de Amerikaanse Helen Atthowe. Zij doet aan ‘veganic permaculture’, zonder gebruik van dierlijke mest. Nu wordt de groencompost nog besteld bij een composteringsbedrijf. Maar in de toekomst willen ze hun eigen bodemvruchtbaarheid produceren, door het zaaien en maaien van groenbemesters op de paden tussen de gewassen. “Door het maaien sterft een deel van de wortels af,” legt Alex uit, “dus rondom de paden bemest je zo ook. En het maaisel gebruik je dan weer als mulch.” Het werken met alleen plantaardige bemesting komt nog weinig voor in de tuin- en akkerbouw. Linder en Alex zien dat ook hier een slag te slaan is. Het is een interessant agronomisch nog onbeantwoord vraagstuk “hoeveel oppervlakte bemesting planten nodig hebben per oppervlakte productie”. Ze grijpen het maar al te gretig aan dit te onderzoeken, maar zeggen hun armen ook wijd open te houden voor Wageningse studenten die hen in al het toekomstig geëxperimenteer bij willen staan. Over tien jaar zullen we in Nederland dus nog een voedselbos rijker zijn en zal het er op Tuinderij de Voedselketen, als we Alex mogen geloven, uitzien als één groen paradijs!
Bezoek, help of doe onderzoek op Tuinderij de Voedselketen.
Adres: Witte Bleek 4, Sint-Oedenrode. www.devoedselketen.nl
www.facebook.com/Voedselketen